Java Games: Flashcards, matching, concentration, and word search.

basiszinnen 2 Duits Nederlands

AB
Ik spreek geen DuitsIch spreche kein Deutsch
Ik versta u nietIch verstehe Sie nicht
Ik spreek maar een beetje DuitsIch spreche nur weinig Deutsch
Kunt u wat langzamer praten?Können Sie etwas langsamer sprechen?
kunt u dat nog even herhalen?Können Sie das wiederholen?
Spreekt u Engels of Duits?Sprechen Sie Englisch oder Französisch?
Ik ben buitenlander / buitenlandseIch bin Ausländer / Ausländerin
Het gaat mij te snelEs geht mir zu schnell
Kunt u dit voor mij vertalen?Können Sie dies für mich übersetzen
Hoe maakt u het?Wie geht es Ihnen?
Hallo! Hoe gaat het?Hallo! Wie geht's?
Aangenaam (kennis te maken)Sehr erfreut
Uitstekend dank uSehr gut danke
Hoe is uw naam?Wie heißen Sie?
Mijn naam is ...Mein Name ist ...
Waar komt u vandaan?Wo kommen Sie her?
Ik kom uit Nederland / BelgiëIch komme aus den Niederlanden / aus Belgien
Wilt u iets drinken?Möchten Sie etwas trinken?
Eet smakelijkGuten Appetit
Gefeliciteerd ...Herzlichen Glückwunsch ...
Veel plezier!Viel Spaß!
Hoe laat is het?Wie spät ist es?
Het is ...Es ist ...
Is hier in de buurt een hotel / pensioen?Gibt es hier in der Nähe ein Hotel / eine Pension?
Ik wil graag ...Ich möchte gern ...
Kan ik betalen met een creditcard?Kann ich mit Kreditkarte bezahlen?
Wilt u alstublieft wat langzamer / duidelijker praten?Würden Sie bitte etwas langsamer / deutlicher sprechen?
Goedemorgen / Goedemiddag / GoedenavondGuten Morgen / Guten Tag / Guten Abend
Het spijt mijEs tut mir leid
De rekening alstublieftDie Rechnung bitte
Ik wil graag betalenIch möchte gern bezahlen
Hoe oud ben je?Wie alt bist du?
Dank je welDankeschön
Het was gezelligEs war Spitze
Tot morgen / Tot gauwBis morgen / bis bald
Ik ben de weg kwijtIch bin verlaufen
U staat nu hierSie befinden sich jetzt hier
Hoeveel kost het?Wieviel kostet es?
Kan ik u ergens mee helpen?Kann ich Ihnen behilflich sein?
Neemt u mij niet kwalijkEntschuldigen Sie bitte
Hoe heet dit?Wie heißt dies?
Wat betekent dit?Was bedeutet dies?
WelkomWillkommen
Tot ziensAuf Wiedersehen
Doet u de groeten aan ...Grüßen Sie ... von mir
Gaat u zittenSetzen Sie sich
Het is tijd om te gaanWir müssen jetzt gehen
Welke datum is het vandaag?Welches Datum haben wir heute?
Wilt u hier even wachten?Würden Sie bitte hier warten?
Wilt u even meekomen?Würden Sie bitte mitkommen?
Waar kan ik betalen?Wo kann ich bezahlen?
Wat is bij de prijs inbegrepen?Was ist im Preis inbegriffen?
Is dit de weg naar ...?Führt diese Straße nach ...?
Hoe kom ik van hier naar ...?Wie komme ich von hier nach ...?
Ik ben verdwaaldIch habe mich verirrt
Waar kan ik hier parkeren?Wo kann ich hier parken?
Waar is het station?Wo ist der Bahnhof?
U zit in de verkeerde treinSie sitzen im falschen Zug
Wilt u hier stoppen?Können Sie hier anhalten?
Is hier een toilet aanwezig?Haben Sie hier Toiletten?
Es is een ongeluk gebeurdEs ist ein Unfall passiert
Er zijn (geen) gewondenEs gibt (keine) Verletzte
Hoeveel kost de kamer per nacht?Wieviel kostet das Zimmer pro Nacht?
Ik weet nog niet hoe lang we zullen blijvenIch weiß noch nicht wie lange wir bleiben werden
Hier is uw sleutelHier ist Ihr Schlüssel
Om hoe laat kan ik ontbijten?Um wieviel Uhr kann ich frühstücken
Dat is mogelijkDas ist möglich
Tot hoe laat kunnen we nog binnenkomen?Wann müssen wir spätestens zurück sein?
Hier is uw rekeningHier ist Ihre Rechnung
Heeft u een tafel vrij?Haben Sie einen Tisch frei?
Heeft u gereserveerd?Haben Sie reserviert?
Hallo mag ik erbij komen zitten?Hallo darf ich mich setzen?
Vind je het hier leuk?Gefällt es dir hier?
Zullen we samen iets eten / drinken?Gehen wir etwas essen / trinken?
Heb je al plannen voor morgen / vanavond?Hast du morgen / heute Abend schon was vor?
Kom je hier vaker?Bist du öfter hier?
Wil je met me dansen?Sollen wir tanzen?
Laten we naar buiten gaanLass uns nach draußen gehen
Laten we ergens anders heen gaanLass uns irgendwo anders hingehen
Je ziet er goed / leuk uitDu siehst echt klasse / echt toll aus
Ik hou van jeIch liebe dich
Echt waar?Tatsächlich?
Ik heb dringend een dokter / tandarts nodigIch habe (dringend) einen Arzt / Zahnarzt nötig
Wat is het alarmnummer?Wie lautet die Notrufnummer?
Ik moet snel naar een ziekenhuisIch muss schnell zu einem Krankenhaus
Waar woont de dokter?Wo wohnt der Arzt?
Is de dokter aanwezig?Ist der Arzt im Hause?
Wilt u in de wachtkamer plaats nemen?Nehmen Sie bitte im Wartezimmer Platz
Kunt u mij onderzoeken?Würden Sie mich bitte untersuchen?
Doet dit pijn?Tut dies weh?
Waar doet het pijn?Wo haben Sie Schmerzen?
U moet hiermee naar een ziekenhuis ...Sie müssen ... in ein Krankenhaus
Ik zal u een recept gevenIch werde Ihnen etwas verschreiben
U moet contant betalenSie müssen bar bezahlen
Wanneer kan ik het afhalen?Wann kann ich es abholen?
Waar kan ik een bank vinden?Wo finde ich eine Bank?
Wilt u hier tekenen?Würden Sie hier unterschreiben?
Waar kan ik telefoneren?Wo kann ich telefonieren?
Waar is een telefooncel?Wo gibt es eine Telefonzelle?
Blijft u aan de lijnBleiben sie am Apparat
Een moment a.u.b.Einen Augenblick bitte


Lerares Nederlands als tweede taal
Stand-By Bussum
Bussum

This activity was created by a Quia Web subscriber.
Learn more about Quia
Create your own activities