A | B |
Matteus 5: 14-16 | Gij zijt het licht der |
Matteus 6: 24 | Niemand kan twee heren dienen |
Matteus 16: 15-19 | Hij zeide tot hen: Maar |
Matteus 25: 40 | En de Koning zal hun antwoorden |
Lucas 24: 36-39 | En terwijl zij hierover spraken |
Johannes 3: 5 | Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik |
Johannes 7: 17 | Indien iemand diens wil doen wil |
Johannes 10: 16 | Nog andere schapen heb Ik |
Johannes 14: 15 | Wanneer gij Mij liefhebt, zult |
Johannes 17: 3 | Dit nu is het eeuwige |
Handelingen 7: 55-56 | Maar hij, vol van de |
Romeinen 1: 16 | Want ik schaam mij het |
1 Korintiërs 10: 13 | Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking |
1 Korintiërs 15: 20-22 | Maar nu, Christus is opgewekt |
1 Korintiërs 15: 29 | Wat zullen anders zij doen |
1 Korintiërs 15: 40-42 | Er zijn hemelse en aardse |
Efeziërs 4: 11-14 | En Hij heeft zowel apostelen |
2 Tessalonicenzen 2: 1-3 | Maar wij verzoeken u, broeders |
2 Timoteüs 3: 16-17 | Elk van God ingegeven |
Hebreeën 5: 4 | En niemand matigt zichzelf die |
Jakobus 1: 5-6 | Indien echter iemand van u |
Jakobus 2: 17-18 | Zo is het ook met |
Openbaringen 14: 6-7 | En ik zag een andere |
Openbaringen 20: 12-13 | En ik zag de doden |