Java Games: Flashcards, matching, concentration, and word search.

repetenda 64

AB
familia1) huishouding 2) familie 3) personeel
familiaris, -is1) vertrouwd, bevriend 2 ) subst. goede bekende, huisvriend
domus, -us fhuis
dominusheer, meester, eigenaar
dominameesteres, huisvrouw
servusslaaf
servaslavin
servio, servireslaaf zijn, dienen
servitus, -utis fslavernij
liberi, -orum m plkinderen
liber (libera, liberum)vrij
liberarebevrijden
libertas, -atis fvrijheid
libertusvrijgelatene
patres, patrum m plvoorvaderen
maiores, maiorum mplvoorouders
posteri, posterorum m plnakomelingen
proles, -is f1) kind, nakomeling 2) nageslacht
necessarius1) noodzakelijk 2) verwant
propinquus1) naburig 2) verwant ( ook subst.)


Het Rhedens
Rozendaal (Gld)

This activity was created by a Quia Web subscriber.
Learn more about Quia
Create your own activities