Java Games: Flashcards, matching, concentration, and word search.

stijlmiddelen en narratologische begrippen Euripides Medea

AB
gelijkheid van de beginmedeklinkers van twee of meer opeenvolgende begrippenalliteratie
het herhalen van een tekstelement aan het begin van opeenvolgende (delen van) zinnen of versregelsanafoor
het naast elkaar plaatsen van tegengestelde begrippenantithese;tegenstelling
het opsommen van tenminste drie tekstelementen zonder voegwoordasyndeton (copulatief)
het tot uitdrukking brengen van een tegenstelling zonder voegwoordenasyndeton adversativum
het kruislings plaatsen van gelijkwaardige tekstelementen binnen een zin of binnen opeenvolgende zinnenchiasme; kruisstelling
een reeks van tenminste drie tekstelementen met een steeds sterker wordende inhoudclimax
het procédé waarbij de toeschouwer/lezer meer informatie over de uitgebeelde situatie heeft dan een of meer personages in die situatiedramatische ironie
het weglaten van een of meer tekstelementen die in de context gemakkelijk weggelaten kunnen wordenellips
een bijvoeglijk naamwoord hoort grammaticaal bij het ene zlfstandig naamwoord, maar past qua betekenis beter bij een ander zelfstandig naamwoordenallage
het in verzachtende termen weergeven van een negatief beladen begripeufemisme
het uiteenplaatsen van woorden die grammaticaal een eenheid vormen; de eenheid wordt onderbroken door een tekstelement dat niet bij de woordgroep hoorthyperbaton
opmerking waarbij spottend iets anders naar voren wordt gebracht dan wat eigenlijk bedoeld wordtironie
het ontkennen van een begrip met als doel het tegendeel daarvan te benadrukkenlitotes
vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld wordt genoemd ( dus zonder: zoals, als, gelijk aan etc.)metafoor
het vervangen van een woord door een woord uit hetzelfde betekenisveld; er is geen sprake van een gelijkenis, maar wel van een andere overeenkomst ( deel i.p.v. geheel, materiaal i.p.v. voorwerp etc.)metonymia
schijnbare tegenspraakparadox
het opwekken van emotie bij de toehoorder/lezerpathos
vorm van beeldspraak waarbij levenloze dingen, voorwerpen of abstracties als levende wezens worden voorgesteld of eigenschappen daarvan toebedeeld krijgenpersonificatie
het aan een begrip toekennen van een kwalificatie die reeds in het begrip zelf besloten ligtpleonasme
het opsommen van minstens drie tekstelementen met voegwoordenpolysyndeton
een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vraagsteller is dat er een antwoord gegeven wordt, maar waarbij een sterke bewering of aansporing tot uiting komtretorische vraag
een algemeen geldende uitspraaksententia
het nevenschikkend herhalen van een begrip in andere woordentautologie
vorm van beeldspraak waarbij afgebeelde en beeld beide worden genoemdvergelijking
een syntactische eenheid loopt over de versgrens heenenjambement
persoon die complete kennis van gebeurtenissen, achtergronden en de afloop van het verhaal heeftalwetende verteller
het vooruitkijken van een personage of de verteller naar latere gebeurtenissenprospectie; flash forward
verhaal dat als een kader één of meer andere verhalen omsluitraamvertelling
het terugkijken door een personage of verteller op gebeurtenissen die hebben plaatsgevondenretrospectie; flash back
afbakening van een tekstelement door aan het einde een tekstelement uit het begin ( al dan niet letterlijk) te herhalenringcompositie
het (terloops) leveren van commentaar op gebeurtenissen of personages door de vertellervertellerscommentaar
de positie van waaruit de verteller het verhaal presenteertvertelperspectief
verteltempode verhouding tussen vertelde tijd en verteltijd
versnellingverteltijd wordt korter dan in het voorafgaande
vertragingverteltempo wordt langer dan in het voorafgaande
verteltijdtijd die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen
vertelde tijdde tijdsduur van de gebeurtenissen
een dialoog waarbij elke acteur om de beurt één regel spreektstichomythie


Het Rhedens
Rozendaal (Gld)

This activity was created by a Quia Web subscriber.
Learn more about Quia
Create your own activities