| A | B |
| Leentje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan | alliteratie |
| Wat vriendelijker schijn bij vijandelijker haat! | antithese;tegenstelling |
| En iemand zegt ik ben een iemandswoord/ En iemand zegt ik ben maar ben verzwegen | anafoor |
| Dan zou ik mijn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soemdaa, Alfoers, Boeginees, Battaks.... | asyndeton (copulatief) |
| Niet de regering, de oppositie is laks | asyndeton adversativum |
| de neus in de wind en in de nek het hoofd! | chiasme; kruisstelling |
| Uren, dagen, maanden, jaren,/ vliegen als een schaduw heen | climax |
| de rest brengt jullie vader tot stand/ en wie ook maar van de goden welwillend is ( het publiek weet dat Jasons plannen niet uit zullen komen en dat niemand van de goden hem welgezind is) | dramatische ironie |
| Opa gaf aan Jan een fiets, aan Piet (gaf hij) een step | ellips |
| In de blauwe wiegeling van de zee ( = in de wiegeling van de blauwe zee) | enallage |
| inslapen (= sterven) | eufemisme |
| een tik gaf ze hem, een ferme! | hyperbaton |
| tegen een leerling die 3 minuten te laat komt: het is al beter dan de vorige keer, toen was je 6 minuten te laat! | ironie |
| daar ben ik niet dol op! | litotes |
| Hij vloog de deur uit! | metafoor |
| Ik heb een Rembrandt aan de muur hangen. | metonymia |
| Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn. | paradox |
| "Wee mij, ongelukkige!" | pathos |
| Maar de wind rijdt voorop op schichtige paarden. | personificatie |
| een witte schimmel | pleonasme |
| Die zorgt en waakt en slaaft en ploegt en zwoegt en zweet. | polysyndeton |
| Waarom snapt niemand dat ik soms retorische vragen stel? | retorische vraag |
| Van het concert des levens heeft niemand een program. | sententia |
| gratis en voor niks | tautologie |
| hij is zo rood als een kreeft: hij= afgebeelde, kreeft = beeld, rood zijn = punt van overeenkomst (tertium comparationis) | vergelijking |
| Ik weet het niet. Ik weet het gewoon/ niet. | enjambement |