Java Games: Flashcards, matching, concentration, and word search.

werkwoordstijden fortuna les 8 en 9

Zoek de goede vertaling bij de latijnse werkwoordsvormen. Praesens is tegenwoordige tijd, imperfectum is verleden tijd en perfectum is voltooide tijd (met hebben erin)

AB
custodithij bewaakt
exclamamuswij roepen uit
exclamathij roept uit
exclamantzij roepen uit
exclamabamik riep uit
exclamabatisjullie riepen uit
exclamabasjij riep uit
exclamavistijij hebt uitgeroepen
exclamavistisjullie hebben uitgeroepen
exclamaveruntzij hebben uitgeroepen
exclamaviik heb uitgeroepen
custodiuntzij bewaken
custoditisjullie bewaken
custodiebamik bewaakte
custodiebasjij bewaakte
custodiebantzij bewaakten
defendit (2x)hij bewaakt / hij heeft verdedigd
defendoik verdedig
defendisjij verdedigt
defendistijij hebt verdedigd
defenduntzij verdedigen
defenderuntzij hebben verdedigd
stabamik stond
stantzij staan
stamuswij staan
stabamuswij stonden
stabatisjullie staan
stasjij staat
stathij staat
stabasjij stond
stetiik heb gestaan
stetistijij hebt gestaan
stetithij heeft gestaan
stetimuswij hebben gestaan
steteruntzij hebben gestaan
fuithij is geweest
fueruntzij zijn geweest
tuliik heb gedragen
tulistijij hebt gedragen
tulistisjullie hebben gedragen
tuleruntzij hebben gedragen
tulimuswij hebben gedragen
feroik draag
putantzij menen
putoik meen
putasjij meent
putathij meent
putabamuswij meenden
putabatisjullie meenden
quaeroik zoek
quaerisjij zoekt
quaerithij zoekt
quaerimuswij zoeken
quaeritisjullie zoeken
quaesiviik heb gezocht
quaesivistijij hebt gezocht
quaesivimuswij hebben gezocht
quaesivithij heeft gezocht
quaesiveruntzij hebben gezocht
quaerebasjij zocht
quaerebathij zocht
quaerebamuswij zochten
qaerebantzij zochten
venioik kom
venisjij komt
venit (2x)hij komt / hij is gekomen
venimus (2x)wij komen / wij zijn gekomen
veniuntzij komen
veniik ben gekomen
venistijij bent gekomen
veneruntzij zijn gekomen
rideoik lach
ridesjij lacht
ridethij lacht
ridentzij lachen
risiik heb gelachen
risistijij hebt gelachen
risistisjullie hebben gelachen
riseruntzij hebben gelachen
risimuswij hebben gelachen
ridebamuswij lachten
ridebathij lachte
ridebasjij lachte
ponoik plaats
ponisjij plaatst
ponithij plaatst
ponimuswij plaatsen
ponuntzij plaatsen
posuiik heb geplaatst
posuithij heeft geplaatst
posuistiszij hebben geplaatst
ponebamik plaatste
ponebamuswij plaatsten
ponebasjij plaatste
ponebantzij plaatsten
emoik koop
emisjij koopt
emit (2x)hij koopt / hij heeft gekocht
emuntzij kopen
emitisjullie kopen
emistijij hebt gekocht
emeruntzij hebben gekocht
emuntzij kopen
emebasjij kocht
emebantzij kochten
emebamuswij kochten
incendoik steek in de brand
incendit (2x)hij steekt in de brand / hij heeft in de brand gestoken
incenduntzij steken in de brand
incenderuntzij hebben in de brand gestoken
incendistijij hebt in de brang gestoken
indendebathij stak in de brand
incendebatisjullie staken in de brand
petoik vraag
petisjij vraagt
petithij vraagt
petuntzij vragen
petitisjullie vragen
peti(v)istijij hebt gevraagt
petebamik vroeg
petebatisjullie vroegen
dicoik zeg
dicisjij zegt
dicimuswij zeggen
dicuntzij zeggen
dixiik heb gezegd
dixeruntzij hebben gezegd
dixithij heeft gezegd
dixistisjullie hebben gezegd
videoik zie
videthij ziet
videmuswij zien
videntzij zien
vidithij heeft gezien
vidimuswij hebben gezien
vidistisjullie hebben gezien
videruntzij hebben gezien
videbamuswij zagen
videbamik zag
videbasjij zag

This activity was created by a Quia Web subscriber.
Learn more about Quia
Create your own activities